Toespraak  1980
R.J. Noorman, voorzitter Rijksrectorenconvent Next (right).

blad 07

jubileumboeken.
De heer Fijn van Draat schrijft enkele herinneringen.
Ik citeer
" . . . ofschoon mijne herinneringen bijna een halve eeuw teruggaan, is mij de gelukkige tijd van mijn leraarschap te Venlo (1883-1887) versch in het geheugen gebleven. Wij verheugden ons toen niet in een statig gebouw, als waarin thans de school is gehuisvest. Nederig verscholen achter het schoone en deftige stadhuis, lag het gebouw, waarin de wijsheid hare zetels had opgeslagen. Eén kamer diep, niet
al te best verlicht, gevuld met het geluid dat van het marktplein naar boven drong, was het juist niet een ideaal schoolgebouw. Wij heetten "Professor" net als in Maastricht, met dit verschil, dat er bij aanspraak of groet "Menier" bijkwam.
Morgen Menier de Professor". Ik hoor het me de vriendelijke menschen nog toeroepen. Naast de Directeur regeerde Mans, de Conciërge en Amanuensis. Die brave, vriendelijke, goedhartige Mans, de meest onbaatzuchtige man, die ik ooit gekend heb, die voor ieder het vuur uit zijn sloffen liep en door ieder geëerd en gerespecteerd werd!
Werd in zijn bijzijn iets ten nadeele van de school gezegd, dan stond Mans op de bres en kon hij zijn verdediging, tegenover wien ook, wel eens met een krachtig potverdubbeltje" beginnen. Ik herdenk den braven man met eerbied".
U ziet het, de school heeft heldhaftige verdedigers gehad, die getuige de bastaardvloek, zelfs tot de grenzen van het toelaatbare durfden gaan.
Die deftige kleding en het plechtige taalgebruik maken, dat de afstand tussen hen en ons zeer groot schijnt. Wij leven in de tijd van de gelijkheid, de weledelgestrenge heren van toen zijn aan sommige scholen-niet aan deze-vervangen door leraar Piet en lerares Mien, die in een vaak populair nonchalante uitmonstering er prijs op stellen dat de leerlingen hen bij de voornaam noemen, en die hun taalgebruik afstemmen op dat van de pubers aan wie ze les geven.
Mag ik ú in gedachten nog eenmaal binnenvoeren in zo'n lerarenvergadering van ongeveer honder jaar geleden en mag ik het daar gesprokene dan met u overbrengen in de zogenaamd progressieve taal anno 1980?
Onze "prof" Fijn van Draat of één zijner kollega's zal wel eens, als het over een niet al te ijverige leerling ging, ongeveer als volgt hebben gesproken: "De knaap over wiens prestaties wij thans hebben te oordelen, heeft zich het gansche jaar onwillig betoond. Zijn ijver en werklust, maar vooral ook zijne grote onoplettendheid en zijn aanstoot gevend gedrag waren ons, zijnen Leermeesters een doorn in het oog. Zouden wij thans dezen luien en ongezeggelijken hengel bevorderen?
Dat kan niet zijn. Ik van mijn kant wensch aan zulk eene decisie maar dan ook in geenerlei opzicht eenige medewerking te verleenen." De overige Heeren Leeraren sloten zich bij de woorden van den geachten Spreker aan.

1980

Toespraak

R.J. Noorman